-
1 mariage
mariage [maarjaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:mariage à l'essai • proefhuwelijkmariage d'inclination • huwelijk uit genegenheidmariage d'intérêt • huwelijk uit berekeningmariage de la main gauche • concubinaat, (het) samenwonen, (het) hokkenprojets de mariage • trouwplannenmariage de raison • verstandshuwelijkcontracter un mariage • een huwelijk sluitendonner en mariage • ten huwelijk gevenmariage entre homosexuels • homohuwelijkmariage par procuration • huwelijk bij volmacht, met de handschoenm1) huwelijk2) bruiloft3) samenvoeging -
2 marier
marier [maarjee]♦voorbeelden:1 trouwen (met) ⇒ huwen (met), in het huwelijk treden (met)1. v1) trouwen2. se marier (avec)v -
3 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
4 donner en mariage
donner en mariage -
5 marier richement sa fille
marier richement sa filleDictionnaire français-néerlandais > marier richement sa fille
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский